Vredesduif met olijftak in snavel.

Tussen drones en terroristen

24-10-2013 Mensenrechtenorganisaties Amnesty International en Human Rights Watch roepen de Amerikaanse overheid op om drone-aanvallen waarbij mogelijke onrechtmatige slachtoffers zijn gevallen te onderzoeken. De organisaties komen tevens met gruwelijke onthullingen over de gevolgen van drone-aanvallen in Pakistan en Jemen.

 

Amnesty International onderzocht 45 drone-aanvallen die tussen januari 2012 en augustus 2013 plaatsvonden in Noord-Waziristan in het noordwesten van Pakistan, de regio die het meeste te maken heeft met drone-aanvallen. Negen van deze aanvallen werden ter plaatse onderzocht.

 

De regio Noord-Waziristan ligt langs een poreuze en grotendeels ongereguleerde grens met Afghanistan. Het gebied is een toevluchtsoord voor militanten: sinds 2001 zijn duizenden leden van Al-Qaeda en de Taliban gevlucht naar Noord-Waziristan.

 

Uit het onderzoek van Amnesty International blijkt dat sommige aanvallen in deze regio waarvan de slachtoffers volgens de officiële berichtgeving 'terroristen' waren in werkelijkheid onschuldige burgerslachtoffers hebben geëist.

 

Grootmoeder vermoord voor de ogen van kleinkinderen

 

Zo werd in oktober 2012 de 68-jarige grootmoeder Mamana Bibi gedood door een drone-aanval, terwijl ze aan het werk was op het veld. Bibi's kleinkinderen, die bij de aanslag aanwezig waren, konden Amnesty International tot in de kleinste details vertellen over het gruwelijke lot van hun grootmoeder. "Haar lichaam was een flink stuk verplaatst door de explosie en lag in stukken", vertelde de achtjarige Nabeela.

 

Hoewel het niet helemaal duidelijk is waarom Bibi - de oudste vrouw uit een familie van leraren - het slachtoffer werd van een gerichte aanslag, lieten Pakistaanse bronnen Amnesty International weten dat een lokale Talibanstrijder een satelliettelefoon had gebruikt nabij de lokatie van de aanslag. De kleinkinderen van Bibi gaven echter aan dat er al enkele uren voor de aanslag drones boven het gebied vlogen, wat de indruk wekt dat de bestuurders voldoende tijd hadden om te concluderen dat Bibi een burger was.

 

Drone-aanval doodt achttien arbeiders

 

In juli 2012 werden 18 arbeiders gedood tijdens een drone-aanval op een dorp vlakbij de Afghaanse grens. Een van de slachtoffers was een veertienjarige jongen.

 

"Toen we de slachtoffers te hulp wilden snellen, troffen wij een gruwelijk tafereel. Overal lagen lichaamsdelen. (Ik zag) lichamen zonder hoofden en lichamen zonder handen of benen", vertelde een inwoner van het dorp Zowi Sidgi aan Amnesty."Wij zien geen enkele rechtvaardiging voor deze dodende aanvallen", stelt Amnesty-onderzoeker Mustafa Qadri.

 

Aanslag op Bedoeïenenkamp kost 41 burgerlevens


Soortgelijke drone-aanvallen waarbij onschuldige burgers om het leven kwamen, worden eveneens beschreven in het rapport Between a drone and Al-Qaeda van Human Rights Watch. Zo werden in december 2009 bij een aanval op een trainingskamp van terroristen eveneens 41 inwoners van een Bedoeïenenkamp vermoord, waaronder 9 vrouwen en 21 kinderen.

 

In augustus 2012  trachtte de VS een aantal Al-Qaedaleden uit te schakelen in een dorpje in zuidoost Jemen, maar werden hierbij eveneens twee burgers getroffen die toevallig een ontmoeting hadden met de militanten.

 

Bij een aanval op een voertuig nabij de stad Radaa werden 12 passagiers vermoord, waaronder drie kinderen en een zwangere vrouw. Het doelwit van de aanval, stamhoofd Abd al-Raouf al-Dahab, zat niet in het voertuig. Daarnaast blijft het onduidelijk of hij überhaupt lid was van Al-Qaeda.

 

'Rescuer attacks' en vergeldingen


Ook documenteerde Amnesty International in haar onderzoek zogenaamde rescuer attacks, waarbij mensen die slachtoffers van een eerste drone-aanval hulp boden zelf het slachtoffer werden van een tweede aanval. Zo kwamen er bij een tweede aanslag op de arbeiders in Zowi Sigdi acht mensen om die de eerste groep slachtoffers te hulp waren geschoten. Amnesty International wijst erop dat aanslagen op mensen die reeds gewond zijn of medische hulp bieden in strijd zijn met internationale humanitaire wetten.

 

Daarnaast meldt de mensenrechtenorganisatie dat de drone-aanvallen in Noord-Waziristan leiden tot aanslagen door Al-Qaeda-gerelateerde groepen op burgers, wanneer zij worden beticht van spionage voor de VS. Inwoners van het dorp Mir Ali vertelden Amnesty International dat zij langs de straat geregeld lichamen vinden met waarschuwingsbrieven van terroristen.

 

'Signature strikes' vergroten het dodenaantal in Pakistan

 

Volgens Amnesty International is het aantal slachtoffers van drone-aanvallen in Noord-Waziristan toegenomen door het zogenaamde signature strike-beleid van de VS. Bij een signature strike wordt een persoon aangevallen die op basis van beelden uit de lucht verdacht gedrag vertoont, maar waarvan de exacte identiteit niet bekend is bij het Amerikaanse leger.

 

In een regio als Noord-Waziristan is het echter lastig om vanuit de lucht het verschil te zien tussen burgers die gedurende alledaagse bezigheden wapens dragen en militanten die een gewapende strijd voeren. Zo zou vrijwel iedere man in de regio een wapen dragen en zich op dezelfde wijze kleden als de Talibanstrijders.

 

Een zoemend geluid in de nacht

 

De aanwezigheid van drones in Noord-Waziristan veroorzaakt grote psychische druk bij de inwoners van deze regio. Mensen kunnen 's nachts niet slapen door het luide geluid van de overvliegende drones en de angst om aangevallen te worden.

 

Ook geven inwoners van de regio aan bang te zijn om in groepen bijeen te komen. Zo zouden sommige mensen niet langer naar de moskee durven te gaan, uit angst om aangezien te worden voor Talibanstrijders.

 

Drones-programma VS nog altijd ontransparant

 

De VS heeft altijd beweerd dat drone-aanvallen uitsluitend plaatsvinden wanneer men vrijwel zeker weet dat burgers hierbij niet gedood zullen worden. Volgens Amnesty International wijst het extreem lage aantal burgerslachtoffers dat de VS hanteert erop dat de Amerikaanse regering ongeïdentificeerde slachtoffers niet voor burgers aanziet.

 

In 2013 beloofde president Barack Obama het drones-programma transparanter te maken. In realiteit weigert de VS echter nog altijd om details vrij te geven over de aanvallen en de juridische context waarin deze gepleegd zijn. Zo heeft de VS nog niet tegenover de familieleden van Mamana Bibi erkend dat zij het slachtoffer was van een drone-aanval en kunnen zij dus ook geen aanspraak doen op compensatie. Ook de zes drone-aanvallen die worden beschreven in het rapport van Human Rights Watch zijn nooit erkend door de VS.

 

Amnesty International wijst de VS er dan ook op dat zij volgens internationale wetten verplicht is om snelle, grondige en onafhankelijke onderzoeken uit te voeren naar drone-aanvallen waarbij mogelijke onwettige moorden zijn gepleegd.

 

Human Rights Watch bekritiseert bovendien het feit dat sommige drone-aanvallen in Jemen niet lijken te corresponderen met een richtlijn van de regering-Obama, die stelt dat drone-aanvallen niet dienen plaats te vinden wanneer het doelwit ook gevangen zou kunnen worden.

 

Ook kritiek op overheden Pakistan en Jemen

 

Daarnaast uiten Amnesty International en Human Rights Watch kritiek op de overheden van Pakistan en Jemen, aangezien zij zich onvoldoende zouden inzetten om burgers te beschermen tegen drone-aanvallen en de slachtoffers te compenseren.

 

Zo werden de slachtoffers van de aanval op het voertuig nabij Radaa in de eerste instantie enkel gecompenseerd met 100 Kalashnikoff-geweren en wat contant geld voor de begrafeniskosten. Pas ruim een half jaar later, nadat Human Rights Watch de zaak aankaartte bij de VS, volgde er een redelijke compensatie voor de slachtoffers.

 

Global war doctrine

 

De Amerikaanse regering claimt dat het drone-programma een onderdeel is van een wereldwijd conflict met Al-Qaeda en aanverwante groepen, waardoor mensenrechten niet opgaan in het geval van de drone-aanvallen. Amnesty International wil dat de VS afstapt van de zogenaamde global war doctrine en rekening houdt met internationale mensenrechten bij de inzet van drones.

 

Human Rights Watch wijst erop dat de relatief kleine schaal en de sporadische aard van aanvallen van Al-Qaeda en aanverwante groepen op de VS sinds 11 september 2001 de relevantie van de global war doctrine heeft aangetast. Al-Qaeda in the Arabian Peninsula (AQAP), de terroristische groepering die in Jemen actief is, claimt inmiddels dat de VS niet alleen oorlog voert tegen Al-Qaeda maar tegen moslims in het algemeen. In Jemen, waar verschillende inwoners geconfronteerd zijn met beelden van lichamen die zijn beschadigd door drones, lijkt de bevolking deze boodschap volgens Human Rights Watch inmiddels over te nemen.

 

Deze bijdrage is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-NietCommercieel-GeenAfgeleideWerken 2.0 België licentie.

Auteur: Lesley Arp (www.dewereldmorgen.be), 22-10-2013