Vredesduif met olijftak in snavel.

Herziening Indië-deserteurs?

18-12-2012 Twee Indië-weigeraars vragen de Hoge Raad hun veroordeling uit 1950 en 1951 te herzien. Jan Maassen (1929) en Johannes van Luyn (1925) weigerden in 1949 en 1946 om principiële redenen naar het toenmalig Nederlands-Indië te gaan om daar mee te doen aan de zogenoemde 'politionele acties'.

 

Maassen en van Luyn weigerden om in Indië deel te gaan nemen aan het doodschieten van onschuldige burgers. Maassen: "Ik zou alleen naar Indonesië willen om te voorkomen dat mijn kameraden op weerloze Indonesiërs schieten."

 

Op 3 mei 1950 werd Maassen dor het Hoog Militair Gerechtshof veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf voor "opzettelijke ongehoorzaamheid, gepleegd in tijd van oorlog". Op last van de Minister van Justitie werd hij later uitgesloten van het kiesrecht tot 5 september 1955. Van Luyn werd op 9 januari 1951 veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf.

 

Op het moment dat de twee mannen berecht werden in de jaren 50 was er nagenoeg niets bekend bij de militaire rechter over geweld van Nederlandse militairen tegen burgers in Nederlands-Indië. De misdrijven begaan tijdens de politionele acties kwamen pas in 1969 in de openbaarheid.

 

Indien de militaire rechter kennis had gehad van de misdrijven begaan in 1945-1949 in Nederlands-Indië dan had deze Maassen en Van Luyn naar alle waarschijnlijkheid niet veroordeeld. Immers, het kan niet van een soldaat worden verwacht dat hij zich willens en wetens in een situatie brengt waarbij er een grote kans is dat hij deel zal moeten nemen aan (oorlogs)misdaden. Nu het om feiten gaat die pas vele jaren na de veroordeling bekend zijn geworden, zijn Maassen en Van Luyn van mening dat er sprake is van een novum (art. 457 lid 1 Sv).

Persbericht 14-12-2013 Bohler advocaten