menu
spacer
 
| de vredessite / kernwapens 2010 |
 
 
 
Resultaat hoger beroep anti-kernwapen activisten
Rechterlijke aanval op de rechtsstaat

 
Door mr. Meindert Stelling
 
Woensdag 2 juni 2010 werden tien anti-kernwapen activisten het slachtoffer van een rechterlijke aanval op de rechtsstaat. Zij stonden in hoger beroep terecht voor het gerechtshof Den Bosch vanwege hun actie op 6 augustus 2005 op de vliegbasis Volkel. De voorzitter van het hof, mr. O.M.J.J. van de Loo, beroofde de activisten van hun recht op rechtsbijstand van hun raadslieden. Aan de raadslieden mr. Nico Steijnen en mr. Meindert Stelling werd plotsklaps het woord ontnomen. Zij moesten de rechtszaal verlaten. Dat gebeurde op een moment dat Nico Steijnen zelfs nog geen enkel betoog had gehouden.
 
De behandeling van de strafzaak tegen de tien anti-kernwapen activisten door de rechtbank Den Bosch kende al bizarre trekken. Dat leidde tot diverse verzoeken tot wraking van de politierechter, aangezien deze zich vooringenomen had getoond. Naar aanleiding van die verzoeken werden maar liefst twee politierechters van de zaak afgehaald. Toen de behandeling voor de derde keer opnieuw was begonnen, wilde de rechtbank niet meer weten van verzoeken tot wraking. De activisten werden uiteindelijk door de derde politierechter veroordeeld voor het binnendringen van de vliegbasis Volkel en de beschadiging van het hekwerk.
 
De behandeling in hoger beroep werd een ronduit bizarre vertoning. Op 22 augustus 2008 vond een eerste zitting plaats. Toen werd door de raadslieden van de activisten de niet-ontvankelijkheid bepleit van het openbaar ministerie. Zij stelden dat het openbaar ministerie ten onrechte tot strafrechtelijke vervolging van de activisten was overgegaan. Dit omdat de activisten zich juist hadden ingezet voor de handhaving van de rechtsorde. Zij hadden zich verzet tegen de misdadige voorbereidingen voor nucleaire massamoord van genocidale omvang. Het openbaar ministerie, zo stelden de raadslieden, diende die misdadige voorbereidingen aan te pakken.
 
Een gerechtshof dient over een dergelijk verweer direct te oordelen, nadat het openbaar ministerie zijn zegje daarover heeft kunnen doen. Er vindt dan ter terechtzitting geen onderzoek naar de tenlastegelegde feiten meer plaats. Hierop bestaat slechts één uitzondering. Dat is de situatie dat nog niet alle feiten vaststaan die voor de beoordeling van het verweer van belang zijn en het onderzoek ter terechtzitting daarover duidelijkheid kan verschaffen. In dat geval kan het hof bepalen dat pas in het eindvonnis op het verweer zal worden beslist. Maar in de zaak tegen de anti-kernwapen activisten bestond geen twijfel over de relevante feiten, zodat een onderzoek ter terechtzitting niet nodig was. De raadslieden wezen daar uitdrukkelijk op. Het gerechtshof besloot echter toch om pas over de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te oordelen, na afronding van het onderzoek ter terechtzitting. Het hof meende dat er te ingewikkelde vraagstukken door de raadslieden op tafel waren gelegd. Ook in dat geval, stelde het hof, kon pas bij eindvonnis een beslissing worden gegeven over het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was.
 
Omdat deze beslissing inging tegen de wettelijke regeling en de jurisprudentie, wraakten de raadslieden het gerechtshof. Een eerlijke en onpartijdige rechter, zo stelden zij, neemt geen beslissingen die duidelijk in strijd zijn met de wet en de jurisprudentie. Maar het gerechtshof wees het verzoek om wraking af. Vervolgens deden de raadslieden een poging om de Hoge Raad te bewegen tot ingrijpen. Maar de Hoge Raad ging daar niet op in.
 
En zo werd de behandeling van de zaak tegen de anti-kernwapen activisten in hoger beroep op 2 juni 2010 voortgezet. Onmiddellijk werd de toon gezet door de voorzitter van het hof. Hij waarschuwde de raadslieden dat hij niet wilde hebben dat zij spraken over collaboratie van leden van de rechterlijke macht met de misdadige voorbereidingen voor nucleaire massamoord. Meindert Stelling gebruikte die bewoording vanwege de stelselmatige steun van leden van de rechterlijke macht voor de mogelijke nucleaire massavernietiging. Steun die onmiskenbaar indruiste tegen het recht. Zo had de Hoge Raad in een arrest van 21 december 2001 uitgesproken dat gebruik van kernwapens tegen steden niet altijd onrechtmatig behoefde te zijn. Zelfs niet als het zou gaan om het eerste gebruik van die massavernietigingsmiddelen. We hebben het dan over regelrechte genocide en over een militaire aanval rechtstreeks tegen de burgerbevolking. Genocide en aanvallen tegen de burgerbevolking zijn echter onder alle omstandigheden verboden. Ieder mens met een normaal ontwikkeld en goed functionerend geweten weet dat. Maar de betrokken leden van de Hoge Raad wisten dat kennelijk niet, en steunden zodoende de voorbereidingen voor genocide.
 
De raadlieden van de activisten wisten dat, wilden zij de activisten goed kunnen verdedigen, zij kritiek zouden moeten uiten op de eerdere rechterlijke uitspraken over kernwapens. En die kritiek zou in heldere bewoordingen moeten worden vertolkt. Reeds meer dan 25 jaar was immers al gepoogd om op zuiver feitelijke en juridische gronden de misdadigheid van het gebruik van kernwapens aan de orde te stellen. Maar de rechterlijke macht had in zijn uitspraken stelselmatig gekozen voor misleiding en rechtsbuiging. Zo was uitgesproken dat de minister van defensie onvoorwaardelijke gehoorzaamheid mocht eisen van een officier met juridische bedenkingen tegen het gebruik van kernwapens. Dat was de eis van Befehl ist Befehl, een eis die na het Internationaal Militair Tribunaal van Neurenberg onmogelijk meer gesteld kon worden. En de Hoge Raad omarmde de Duitse theorie dat onder bepaalde omstandigheden mocht worden ingegaan tegen de wetten en gebruiken van de oorlog. Die Duitse theorie, bekend onder het motto Kriegsräson geht vor Kriegsmanier, was na de Tweede Wereldoorlog eveneens door de hele wereldgemeenschap afgewezen. Daarom moest de immoraliteit van de betrokken Nederlandse rechters ook aan de kaak worden gesteld. Na de Tweede Wereldoorlog hadden zij het immers bestaan om die verderfelijke Duitse opvattingen over te nemen in zaken waarin het ging om nucleaire massavernietiging.
 
De voorzitter van het gerechtshof beoogde met zijn waarschuwing op 2 juni 2010 kennelijk te beletten dat de raadslieden hun kritiek op de immoraliteit en misdadigheid van de eerdere rechterlijke uitspraken zouden uitspreken. Dit terwijl mr. Van de Loo tijdens de terechtzitting op 22 augustus 2008 die kritiek al had toegelaten. Ook had hij toen toegelaten dat werd gesproken over de collaboratie van leden van de rechterlijke macht met de misdadige voorbereidingen voor nucleaire massamoord. Meindert Stelling had toen toegelicht waarom over collaboratie werd gesproken en mr. Van de Loo had daarop gereageerd met te zeggen dat hij begreep vanuit welke ernst dat werd gezegd. Maar op 2 juni 2010 begreep hij dat kennelijk opeens niet meer. En bovendien heeft een rechter geen enkele bevoegdheid om de meningsuiting van raadslieden en verdachten te beperken op grond van de inhoud daarvan. In de ogen van de raadslieden wenste mr. Van de Loo dus op onrechtmatige wijze te komen tot een beperking van de vrijheid van verdediging.
 
Omdat het ondenkbaar is dat een eerlijke en onpartijdige rechter de vrijheid van verdediging zou willen beperken, meenden de raadslieden dat mr. Van de Loo zich vooringenomen had getoond. En dit uiteraard ten nadele van de anti-kernwapen activisten. Daarom werd mr. Van de Loo gewraakt. De terechtzitting werd daarop geschorst en de raadslieden kregen te horen dat de wraking direct zou worden behandeld door een wrakingskamer van het hof. En even later konden de raadslieden inderdaad voor een wrakingskamer uiteenzetten waarom het ging bij deze wraking. Zij stelden dat mr. Van de Loo, door de vrijheid van verdediging niet te respecteren, zich niet als een eerlijk en onpartijdige rechter had gedragen. Daarom zou hij van de zaak moeten worden afgehaald. Na een schorsing van ruim een uur keerde de wrakingskamer terug in de rechtszaal. De wraking werd afgewezen. Volgens de wrakingskamer kon, ook indien inbreuk zou zijn gemaakt op de vrijheid van verdediging, daaruit nog niet worden afgeleid dat mr. Van de Loo vooringenomen zou zijn. Een oordeel dat spotte met de redelijkheid, want er werd niet uitgelegd waarom een eerlijk en onpartijdig rechter inbreuk zou willen maken op de rechten van verdachten.
 
Direct na deze uitspraak van de wrakingskamer werd de behandeling van de strafzaak voortgezet. Ter waarborging van de vrijheid van verdediging gaf Meindert Stelling toen een uiteenzetting over de vrijheid van meningsuiting. Hij werd daarin onderbroken door mr. Van de Loo, die stelde de relevantie daarvan niet in te zien. Meindert Stelling zei daarop dat de voorzitter die ochtend de aanval had ingezet op de vrijheid van verdediging, zodat zeker moest worden gesteld dat de vrijheid van verdediging zou worden gerespecteerd. In dat kader was de vrijheid van meningsuiting van belang. De raadsman vervolgde toen zijn betoog en wees er op dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens al geruime tijd geleden had uitgesproken dat de vrijheid van meningsuiting inhield dat opvattingen over het voetlicht mochten worden gebracht die sommigen zouden krenken, shockeren of verstoren. Bovendien liet de Grondwet niet toe, zo stelde hij, dat beperkingen zouden worden gesteld aan de meningsuiting vanwege de inhoud daarvan, zonder dat daarvoor een wettelijke bepaling zou kunnen worden aangewezen. Nu er geen bepaling viel aan te wijzen op basis waarvan de rechter de meningsuiting in een strafproces zou mogen beperken wegens de inhoud daarvan, mochten de raadslieden en de anti-kernwapenactivisten hun opvattingen zonder meer tot uitdrukking brengen. Op dat moment ontnam mr. Van de Loo de raadsman het woord.
 
Verbijsterd over deze openlijke minachting voor het fundamentele recht op de vrijheid van verdediging, vroeg Meindert Stelling waarom hem het woord werd ontnomen. De voorzitter wilde die reden echter niet meedelen. Toen de raadsman stelde dat hij er recht op had om die reden te vernemen, bleef mr. Van de Loo erbij dat hij die niet zou vertellen. Vervolgens zei de voorzitter dat de raadsman de rechtszaal diende te verlaten. Daarop wraakte Meindert Stelling de voorzitter opnieuw en zei hij dat hij de rechtszaal niet zou verlaten. Mr. Van de Loo reageerde weer met te zeggen dat hij het woord aan de raadsman had ontnomen en dat deze de rechtszaal diende te verlaten. Ook Nico Steijnen, die tijdens de zitting van 2 juni nog niet aan het woord was geweest, kreeg toen van mr. Van de Loo te horen dat hem het woord werd ontnomen en dat hij de rechtszaal diende te verlaten. Een meer flagrante schending van het recht op verdediging lijkt nauwelijks denkbaar.
 
Meindert Stelling reageerde opnieuw met de duidelijke mededeling dat hij mr. Van de Loo wraakte. De wet schrijft voor dat de terechtzitting dan wordt geschorst. Maar mr. Van de Loo trok zich niets van de wet aan. Kennelijk was hij van mening dat de wet niet voor hem gold. En omdat de raadslieden weigerden de rechtszaal te verlaten, verliet het hof de rechtszaal. Meindert Stelling werd daarop vastgegrepen door de parketpolitie en de rechtszaal uitgewerkt. Nico Steijnen volgde. Co van Melle, de enige activist die de terechtzitting nog bijwoonde, bleef eenzaam achter. Hij moest tot zijn verbazing even later constateren dat het hof, na terugkeer in de rechtszaal, de behandeling van de zaak voortzette en zich niets aantrok van de wraking. Vol onbegrip over dit rechterlijk wangedrag verliet toen ook Co van Melle de rechtszaal.
 
Het hof heeft toen in een onderonsje met de advocaat-generaal de zaak tegen de anti-kernwapen activisten afgewikkeld. De activisten waren beroofd van hun recht op verdediging. Het hof had de raadslieden belemmerd om verweer te voeren. Het hof had zich niets aangetrokken van mensenrechten die in de Grondwet en in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden zijn neergelegd. Het hof trok zich niets aan van het Wetboek van Strafvordering. Het gang van zaken was door toedoen van mr. Van de Loo een aanfluiting voor de democratische rechtsstaat. Door diens aanval op de vrijheid van verdediging en de vrijheid van meningsuiting was zelfs een rechterlijke aanval gedaan op de rechtsstaat.
 
7 juni, mr. Meindert Stelling
 
 
terug/back | de vredessite / kernwapens 2010 |