Neurenberg Principes
De Neurenberg-principes - voortvloeiende uit het Neurenbergtribunaal en het Tokiotribunaal - werden op 12 december 1950 door de Verenigde Naties verheven tot internationale wet.
Volgens deze principes zijn alle burgers verplicht om oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid aan te klagen en te voorkomen. Het Tokiotribunaal besloot:
''Iedereen die weet heeft van illegale activiteiten en de mogelijkheid heeft om hiertegen op te komen is, volgens de internationale rechtsregels een potentiele misdadiger tenzij die persoon maatregelen neemt om de misdaad te voorkomen.''
Het hoogste juridische orgaan ter wereld, het Internationaal Gerechtshof van Den Haag, oordeelde in 1996 in alle duidelijkheid dat dreigen met of gebruik van atoomwapens in het algemeen strijdig is met het internationaal oorlogsrecht en het humanitair recht.
Principe I van de Neurenbergwet uit 1950 bepaalt dat iedereen die een bijdrage levert aan het begaan van een daad die onverenigbaar is met het internationaal recht, daarvoor verantwoordelijk en strafbaar is.
Principe II bepaalt dat, indien een nationale wet een dergelijke daad mogelijk maakt, dat op geen enkele wijze de burgers ontslaat van hun verplichting onder het internationaal recht.
Met andere woorden: parlementariers noch burgers kunnen zich verschuilen achter wetten van de overheid om de opslag van illegale nucleaire massavernietigingswapens in eigen land mogelijk te maken.
Doen zij dat wel, dan maken zij zich medeschuldig aan betrokkenheid in het begaan van een misdaad tegen de vrede, een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid, zoals gedefinieerd in Principe VI van de Internationale Neurenbergwet.