Sonja van Wier vanuit de Human Rights March,
Palestina, december 2003-januari 2004
Een tent naast het huis als protest
4 januari
Een enkeling noemt zich Arabisch. De meesten zeggen dat ze Palestijnen zijn, terwijl ze in Israël wonen: de Bedoeïenen. Ooit woonden ze in tenten, maar ze zijn naar moderne steden in de Negev-woestijn verdreven. Israël heeft de grond nodig. De meeste schapen zijn dus verdwenen (eufemisme voor in beslag genomen). Uit protest heeft menige familie naast het huis nog een tent staan, waar ze hele delen van de dag doorbrengen.
De familie waar wij met zo'n twintig vrouwen blijven logeren, heeft een groot huis waar ook de vier zonen met hun gezinnen wonen. De dochters, voor zover getrouwd, zijn naar elders verhuisd, ze wonen bij hun mannen. Maar Rima, die al dertig is en een mooie meid, woont nog bij haar ouders, want ze is niet getrouwd en van plan haar eigen leven te gaan leiden. Wij vermoeden dat daar in dit land van lange tradities heel veel moed voor nodig is en vermoeden dat ze een heel sterk karakter heeft. Waar ze allemaal geen voorzitter of bestuurder van is. In ieder geval brengt ze ons met zijn zestigen even onderdak op zomaar een avond.
Haar grootouders hadden vijf kinderen, maar ze is er een van de vijftien. Haar grootvader zag dat de arbeidsverdeling tussen man en vrouw anders moet, haar zwagers en broers zeggen dat ook te beseffen, maar hoe lang is breed. Was haar grootvader voor monogamie, haar broers en zwagers nemen soms ineens een andere vrouw. Weduwen blijven bij de familie van hun man, maar vrouwen die scheiden moeten naar hun eigen familie terug en dat is moeilijk. Ze vertelt het allemaal stralend en resoluut, maar vraag haar bij dat gezellige houtskoolvuur maar eens naar het fijne ervan. Hoe heeft ze dat voor elkaar gekregen, dat ze in de auto van haar vader wegrijdt, dat ze ons te gast heeft en al dat zelfstandige? Haar verhaal is dat de Bedoeïenen zien dat er maatschappelijke veranderingen gaan komen, maar dat ze er toch moeite mee hebben.
's Morgens bij het vuur onder een golfplatendak, waar ze duidelijk ook buiten op matrassen hebben geslapen, vertelt vader dat hij ongeveer tien jaar voor de Israeli's gewerkt heeft. Omdat zij nomadenvolken de streek op hun duimpje kenden, zetten de Israeli's hen als gids in bij de Egyptische grens. Hij kreeg stank voor dank. Zijn schapen werden hem toch ontnomen. Nu staan er nog een paar op de deel. Er is een koe die kunstmatig geïnsemineerd wordt. Grote pannen op de plank, daar gingen vroeger de schapen in. Maar veel is er niet meer over van het nomadenbestaan.
Zijn visie is dat er een oplossing moet komen tussen Palestijnen en Israeli's. Hij denkt ook dat die er komt. Nadat de Bedoeïenen dood zijn, voegt hij er in een mengsel van scepsis en verdriet aan toe. Voor Rabin heeft hij nog steeds grote waardering. Een vrouw uit onze groep troost hem. Ze woont tegenwoordig in Noorwegen, maar komt uit Kosovo. Ze vertelt hem dat hun huis tien keer verwoest is, maar dat je moet blijven hopen. Haar en haar familie gaat het nu goed, al wonen alleen nog haar ouders in hun elfde huis in Macedonië. De anderen zijn over de wereld verspreid.
Eerder op de dag hebben we gehoord dat ook hier Israeli's huizen vernietigen en een moskee hebben omgeschoffeld. Was het bekend dat dat zou gebeuren? Er was een paar keer gezegd dat de moskee zestig meter naar achteren moest. En de huizen? Nee, het gebeurde onverwacht. Het dorp werd afgesloten van de buitenwereld, de bulldozer kwam. Zes huizen moesten eraan geloven. In alle gevallen ging het om dorpen die soms tweehonderd jaar of ouder waren maar door Israël als 'niet erkend' werden beschouwd, zo schuift Israël hele stukken geschiedenis van de landkaart.
Of dat hier ook stenengooiende jeugd oplevert? Het was zo snel niet na te gaan. Duidelijk werd wel dat ook hier de situatie absurd is.