18-12-2019 Amnesty International vraagt de aanklager van het Internationaal Strafhof (ICC) te onderzoeken welke rol bedrijfsleiders van Europese wapenbedrijven en autoriteiten die wapenlicenties toekennen, hebben gespeeld bij het schenden van het internationaal humanitair recht in Jemen. Sommige van deze schendingen vallen mogelijk in de categorie oorlogsmisdaden.
Amnesty International sluit zich aan bij het officiële verzoek dat het European Centre for Constitutional and Human Rights (ECCHR) vandaag indient bij het Internationaal Strafhof.
Het ECCHR heeft, met de steun van vijf andere organisaties, een 300 pagina's tellende nota ('Communication') en bijhorend bewijsmateriaal overgemaakt aan het Bureau van de Aanklager van het Strafhof. De ngo's vragen het Strafhof zo om te onderzoeken of hooggeplaatste functionarissen, zowel van Europese bedrijven als regeringen, strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het leveren van wapens die door leden van de door Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten geleide Coalitie werden gebruikt om mogelijke oorlogsmisdaden te plegen in Jemen. Het document vraagt om een onderzoek in te stellen naar hun mogelijke medeplichtigheid aan 26 specifieke luchtaanvallen waarbij burgers onwettelijk werden gedood of verwond, en scholen, ziekenhuizen en andere beschermde doelen werden vernield of beschadigd.
"Indien het Strafhof een onderzoek zou instellen zou dat een historische stap betekenen voor de aansprakelijk van bestuurders van wapenfirma's voor hun zakelijke beslissingen. Iedereen die betrokken is bij de verkoop van wapens aan de Coalitie onder leiding van Saudi-Arabië en de VAE is deels verantwoordelijk voor de manier waarop die wapens worden gebruikt. Het gaat daarbij zowel om bedrijfsleiders als om regeringsfunctionarissen", zegt Patrick Wilcken, wapenexpert van Amnesty International.
"De aanklager van het Strafhof kan een duidelijk signaal geven dat het Hof bedrijfsactoren ter verantwoording zal roepen als ze betrokken zijn bij de meest ernstige misdaden."
Er zijn bergen bewijsmateriaal voor de ernstige misdaden die tijdens het bijna vijf jaar durende conflict in Jemen werden begaan. Toch blijven sommige Europese landen militaire goederen exporteren naar leden van de Coalitie, die scholen, huizen en ziekenhuizen hebben gebombardeerd. Deze exporten zijn een flagrante overtreding van het VN-Wapenhandelsverdrag, van Europese en nationale wetten.
Regeringen moeten onderzoeken en beslissen of exportlicenties uitgereikt worden. Heel wat wapenfirma's beweren dat zij daardoor van verantwoordelijkheid zijn ontslaan. Maar het fiat van een regering kan nooit betekenen dat bedrijfsleiders niet zelf verantwoordelijk zijn voor het respecteren van mensenrechten in hun zakenactiviteiten, ook als het gaat om het exporteren van wapens die riskeren gebruikt te worden om internationale misdaden te plegen.
Dit is vooral een flauw excuus nu regeringen zelf onder vuur liggen voor het toestaan van leveringen ondanks een te groot risico dat de wapens zouden gebruikt worden bij oorlogsmisdaden of andere ernstige mensenrechtenschendingen.
"Alle bedrijfsleiders kunnen kranten lezen en zien dat sommige Europese regeringen het risico van mensenrechtenschendingen compleet fout hebben ingeschat", zegt Patrick Wilcken. "Bedrijfsleiders hebben ruim de tijd gehad en meer dan voldoende toegang gekregen tot heel wat betrouwbare informatie over de gruwelijke gebeurtenissen in Jemen om hun beslissingen inzake de leveringen aan de Coalitie te herzien. Het volstaat niet zich te verschuilen achter de gebrekkige besluitvorming van regeringen. Nu kunnen ze misschien strafrechtelijk vervolgd worden voor een internationale rechtbank."
"Deze actie moet ook voor Belgische overheden en bedrijven een stevige wake-up call zijn," voegt Wies De Graeve, directeur van Amnesty International Vlaanderen toe. "De afgelopen jaren hebben Belgische, vooral Waalse, bedrijven voor honderden miljoenen euro's aan wapens geleverd aan onder meer Saudi-Arabië. Als er bewijs is dat Belgische wapens voor oorlogsmisdaden werden gebruikt, is het best mogelijk dat ook Belgische verantwoordelijken rekenschap zullen moeten afleggen."
Amnesty International bracht eerder dit jaar al aan het licht dat Minimi-machinegeweren die door FN-Herstal worden gemaakt, gebruikt worden door milities in Jemen. Die milities worden gesteund door de Verenigde Arabische Emiraten maar leggen aan niemand verantwoording af. De wapens in kwestie werden allicht door Wallonië geleverd aan de Verenigde Arabische Emiraten.
Het ECCHR en zijn partners (Mwatana for Human Rights, Amnesty International, Campaign Against Arms Trade, Centre Delàs and Rete Disarmo) hebben de aanklager van het Internationaal Strafhof gevraagd een onderzoek te starten naar de verantwoordelijkheid van hooggeplaatste bedrijfsfunctionarissen en hoge overheidsfunctionarissen die bevoegd zijn voor wapenexportvergunningen, en hun mogelijke medeplichtigheid aan misdaden onder internationaal recht.
De nota van het ECCHR aan het Strafhof focust op bedrijven uit Spanje, Duitsland, Frankrijk, Italië en het Verenigd Koninkrijk, de grootste Europese exporteurs van wapens naar de Coalitie. Het bevat informatie over 26 luchtaanvallen - op woonhuizen, scholen, ziekenhuizen, een museum en werelderfgoedsites - die in aanmerking komen om te worden beschouwd als oorlogsmisdaden onder het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof.
De nota focust op volgende bedrijven: Airbus Defence and Space S.A.(Spanje), Airbus Defence and Space GmbH (Duitsland), BAE Systems Plc. (VK), Dassault Aviation S.A. (Frankrijk), Leonardo S.p.A. (Italië), MBDA UK Ltd. (VK), MBDA France S.A.S. (Frankrijk), Raytheon Systems Ltd. (VK), Rheinmetall AG (Duitsland) through its subsidiary RWM Italia S.p.A. (Italië), en Thales France.
Het Internationaal Strafhof kan onder meer strafrechtelijke bevoegdheid uitoefenen over genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden wanneer deze gepleegd zijn op het grondgebied van een staat die partij is bij het Statuut van Rome (dat zijn alle EU-lidstaten) of over de onderdanen van statelijke partijen, ongeacht de plaats waar de misdaden werden gepleegd.